Ik ben een in-en-in slecht mens. Verdorven tot op het bot. Niets waard. Ik zou eigenlijk allerlei ziektes moeten krijgen en in pek en veren de stad uitgereden moeten worden en aldaar een portie steniging moeten ontvangen. Dat is tenminste wat ik denk dat die meneer in de witte Nissan Note mij vanmorgen toewenste. Ik liet hem er namelijk niet tussen bij het ritsen. Nu kan ik wel uitleggen waarom, maar ik denk dat hij er vanavond zelf wel achter komt. Want dit is zoals ik het droom…
Sjoerd
Sjoerd, want zo heet hij ongetwijfeld, zit zich natuurlijk de hele dag op te vreten over die baardaap die hem niet voor liet gaan. Al snoevend oefent hij zijn verhaal, voor als hij vanavond thuiskomt. Zijn collega’s kijken af en toe op als zij hem triomfantelijk binnensmonds horen mompelen. Soms steekt hij daarbij zelfs een vinger op. Het recht staat aan zijn kant!
Rond 17.00 uur stapt hij is zijn auto en rijdt naar huis, bijna hopend dat hij wéér zo’n onverlaat tegen komt. Dan zal hij diegene eens een poepie laten ruiken!
Thuis- en binnengekomen schopt hij zijn Mascolori’s uit en beent naar de keuken, alwaar zijn vrouw aan de eettafel zit. ‘Wat mij nou toch is overkomen vanmorgen!’, begint hij en wacht niet eens af tot zijn vrouw haar gezicht van geveinsde interesse heeft opgezet, ‘Wilde ik ritsen, liet zo’n *&%$%#$ in een zwarte Dacia me niet eens voor!’
Wijnglas
Het blijft even stil. Dan kijkt zijn vrouw hem aan over de rand van haar wijnglas – want als je de hele dag getrouwd bent met Sjoerd, ben je wel toe aan een glaasje – en zegt rustig: ‘Maar heb je wel de hele invoegstrook gebruikt?’
Sjoerd begint te stamelen.
Zijn vrouw maant hem tot stilte. Ze laat de wijn kalmpjes ronddraaien in haar glas en lijkt in gedachten verloren. Maar dan kijkt ze weer op. ‘Zie je Sjoerd, elke beginneling weet dat je er bij ritsen goed aan doet om zo ver mogelijk door te rijden en de héle invoegstrook te gebruiken. Er waren vroeger spotjes op tv, weet je nog? Je hebt het met rijles gehad…’
‘Maar…’
‘WANT! Want, Sjoerdje-baby, als je dat niet doet, ontstaat er achter jou nog meer file. Iedereen weet dat. Behalve jij, kennelijk.’
Tranen
Sjoerds schouders zakken. Hij voelt de tranen prikken. En terwijl de waterlanders opwellen – tegelijk met het besef dat de baardige Dacia-bestuurder gelijk had, en niets minder bleek te zijn dan een held die eigenhand de maatschappij behoedde voor de afgrond van wanorde en chaos – drinkt zijn vrouw in één teug haar glas leeg en schenkt nog eens bij.
‘Ga naar je kamer’, zegt ze.